Aan de hand van vijf thema’s verbindt de tentoonstelling kleding, historische personages, persoonlijke verhalen, accessoires, foto’s en archiefmateriaal. De thema’s zijn:
‘Winkelen’ werd rond 1880 geïntroduceerd als nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding. Warenhuizen en winkels verkochten kant-en-klare kledingstukken en accessoires. Dat werd mogelijk door gestandaardiseerde kledingmaten, mede mogelijk dankzij uitvinding van het meetlint. Daarvoor werden de meeste kleren op maat gemaakt. Laagbetaalde arbeidskrachten in grote ateliers achter naaimachines verzetten veel werk tijdens lange dagen. Voor de laatste mode kon je in Breda terecht bij ‘De Zon’ (Vroom & Dreesmann), damesmodezaak Sprangers-Hollander, J. Bergé-Smeekens, modehandel Meijer & Josephy en hoedenwinkel Jos Kimmel.
De kleding van welgestelde vrouwen ging door vele handen: van de naaister, de breister, de wasvrouw, de strijkster tot het kamermeisje.
In de 19de eeuw werd de arbeidersbevolking ook wel ‘de grauwe massa’ genoemd vanwege de sobere kleuren van hun kleding. De stof moest stevig zijn en beschermen tegen vuil (of in elk geval het vuil camoufleren). In Breda hing het kleermakersvak nauw samen met het thuiswerk in de passementenindustrie. Complete gezinnen maakten lange werkdagen om de koorden, tressen, epauletten en kragen voor militaire uniformen te maken.
In bisschopsstad Breda schreven kloosters, kerken en weeshuizen hun eigen kleding voor.
De bewoonsters van het Begijnhof die een sober en kuis bestaan leidden in dienst van God en medemens, waren herkenbaar aan hun zwarte habijt en witte hoofdkap. Bredase weeskinderen droegen blauwe uniformen, waaraan ze gemakkelijk te herkennen waren. De kleding herinnerde hen eraan om dankbaar te zijn voor de liefdadige steun.
In de 19de eeuw gelden er dwingende regels, stand- en gendergebonden. Uitgangspunt: nette dames werken niet, maar geven leiding aan hun personeel. De vrouw wordt gezien als het wandelende visitekaartje van haar man en ze beschikt over een uitgebreide garderobe.
Toch werd ook in welgestelde kringen spaarzaam met textiel omgegaan. Kleren werden eindeloos vermaakt en aangepast: aan de laatste mode, voor een zwangerschap of opgroeiend kind.
Kinderen gingen lange tijd gekleed als kleine volwassenen. Om de bovenkleding te beschermen droegen zowel jongens als meisjes een schort, dat alleen af mocht voor uitjes en visites.
Rond 1900 werd er wat afgefeest in Breda. Jeannette Houwing schrijft over de talrijke tuinconcerten bij schouwburg Concordia, de theekoepels op de Ginnekenweg en partijen in het Mastbos. De stad kende verschillende zalen voor concerten, feesten en partijen. Uitnodigingen vermeldden de dresscode. In Hotel Flora waren speciale bals voor kinderen. “De meisjes droegen baljaponnetjes en waren uitgerust met veren waaier en balboekje.”
Blijf op de hoogte
Via onze nieuwsbrief